Sohrab Akhoundzadeh
De tektonische platen op aarde zijn voortdurend in beweging. De beweging van deze platen zorgt voor een soort spanning. Deze spanning wordt ook wel mechanishe spanning genoemd (spanning veroorzaakt door beweging) en wordt opgewekt in de lithosfeer. Dit
is het buitenste gedeelte van de aarde, bestaande uit de aardkorst en het bovenste gedeelte van de aardmantel. Als deze spanning groot genoeg is, kan er een schokbeweging aan de weerszijden van de breuk in de aardkorst optreden. Dit
noem je een natuurlijke aardbeving. Aardbevingen vinden dus vooral plaats in de gebieden waarbij de aardplaten tegen elkaar aan grenzen (de breuklijnen). Door de schokbeweging die bij de aardbeving vrijkomt, komt er veel energie vrij.
De vrijgekomen energie plant zich in een golfbeweging (voor meer informatie, zie P en S-golven) naar de buitenkant van de aarde. De plek waar de aardbeving in de lithosfeer ontstaat, noem je het hypocentrum. De plek waar de schokgolf
van de aardbeving wordt bereikt, noem je het epicentrum. Deze plek bevindt zich loodrecht boven het hypocentrum en kan duidelijk worden gevoeld door omwonenden.
De meeste aardbevingen worden door de verschuivingen van de tektonische platen veroorzaakt. Het geheel van de werking van de verschuivingen en hun gevolgen op de omgeving, wordt ook wel plaattektoniek genoemd. Bij aardbevingen gaat het voornamelijk om
deze drie vormen van de plaattektoniek:
- De tektonische platen bewegen zich van elkaar af: de divergente plaatbeweging
- De tektonische platen botsen tegen elkaar op: de convergente plaatbeweging
- De tektonische platen schuren langs elkaar heen: de transforme of transvergente plaatbeweging